• Home
  • Nieuws
  • Stofmaskers volgens en 149: wat je moet onthouden

Stofmaskers volgens EN 149: wat je moet onthouden

Stofmaskers beschermen je tegen schadelijke stoffen, nevels, rook en vezels. Ze filteren schadelijke stoffen, waaronder houtstof, glasvezel of aluminiumrook.

Stofmaskers worden niet getest op virussen, maar filteren wel deeltjes die even groot zijn als de druppels die virussen transporteren.

Tijdens de coronacrisis zijn ze dus cruciaal voor ziekenhuispersoneel en hulpverleners, waardoor er een enorme schaarste heerst bij toeleveranciers.

Net zoals bij andere beschermingsmiddelen moeten ook stofmaskers voldoen aan bepaalde eisen. De eisen voor filterende halfgelaatsmaskers zijn bepaald in EN 149.

Wij vatten de belangrijkste info hieronder samen:

  • Beschermingsklassen
  • TEST: Filterdoorlaatbaarheid
  • TEST: Cloggingtest
  • TEST: Inwaartse lek

Beschermingsniveaus

De manier van filteren kan je vergelijken met een zeef. Hoe fijner de zeef hoe beter de filtering.

Afhankelijk van de filterdoorlaarbaarheid en het inwaarts lek, kan je stofmaskers indelen in 3 beschermingsniveaus: FFP1, FFP2 of FFP3 (Filtering FacePiece Particles). De fijnste zeef krijgt het hoogste beschermingsniveau.

Beschermingsniveau Betekenis
FFP1
  • Filterdoorlaatbaarheid van maximaal 20%
  • inwaartse lek van maximaal 25%
FFP2
  • Filterdoorlaatbaarheid van maximaal 6%
  • inwaartse lek van maximaal 11%
FFP3
  • Filterdoorlaatbaarheid van maximaal 1%
  • inwaartse lek van maximaal 5%

 

Filterdoorlaatbaarheid

Tijdens deze test, wordt het filtermateriaal getest. Dit materiaal mag slechts een bepaald percentage deeltjes doorlaten.

Die deeltjes worden geproduceerd met een aerosol van enerzijds een zoutoplossing (natriumchloride) anderzijds van paraffineolie.

De test wordt niet alleen op nieuw materiaal uitgevoerd maar ook :

  • op maskers na een gesimuleerde draagbehandeling
  • op herbruikbare maskers na de clogging test (dolomiettest)
  • op herbruikbare maskers na de mechanische sterkte-test.

Cloggingtest

Lucht en stof worden door tegelijkertijd door een filter geblazen. De test stopt wanneer er een specifieke ademweerstand wordt bereikt.

Hierna wordt de doorlaatbaarheid van het filtermateriaal opnieuw gemeten en moet de doorlaatbaarheid nog altijd voldoen aan de eisen.

Deze test is enkel verplicht voor herbruikbare maskers (R) en optioneel voor wegwerpmaskers (NR).

Inwaartse lektest

De inwaartse lektest is een praktische test die wordt uitgevoerd door 10 proefpersonen die al goed vertrouwd zijn met het gebruik van stofmaskers.

De testpersonen stappen op een loopband terwijl ze het hoofd bewegen en praten. Ondertussen worden luchtstalen genomen aan de binnenkant van het masker om de lekkage te meten.

In de ruimte wordt een aerosol van NaCl of zwavelhexafluoride gespoten. De concentratie van dit testproduct in het masker wordt gemeten.

Zowel in nieuwstaat als bij blootstelling aan uiterste gebruikstemperaturen wordt lekkage geëvalueerd.

46 van de 50 individuele metingen moeten voldoen aan onderstaande eisen:

  • FFP1: maximaal 25 % totaal inwaarts lekkage
  • FFP2: maximaal 11 % totaal inwaarts lekkage
  • FFP3: maximaal 5 % totaal inwaarts lekkage

Het gemiddelde van de 5 waarden van elke individuele persoon moet hieraan voldoen:

  • FFP1: max 22 % totaal inwaarts lekkage
  • FFP2: max 8 % totaal inwaarts lekkage
  • FFP3: max 2 % totaal inwaarts lekkage

Het belang van ademweerstand

Sommige stofmaskers hebben een hogere ademweerstand dan andere. Dit is vooral afhankelijk van hun filter. Hoe beter de filter, hoe kleiner de gaatjes, maar je moet meer moeite doen om te ademen.

Wanneer je een FFP3 masker draagt zal je dus merken dat je iets moeilijker kan in-en uitademen dan wanneer je een FFP1 masker draagt.

Met een ademventiel heb je hier minder last van.